Slechte
allegorie? De intelligentsia en Rusland in Aleksandr Bloks Noodlotslied
Begin
oktober 1907 ontving de Russische dichter Aleksandr Blok een brief van een
zekere Nikolaj Kljuev. Deze stelde zich voor als een vrijwel ongeletterde
boer uit een afgelegen dorpje.[1]
Kljuev legde in zijn brief enige gedichten voor aan Blok, waar de laatste
bijzonder van onder de indruk raakte. Een bevlogen correspondentie volgde,
waarin Kljuev behalve literaire ook sociaal-politieke kwesties aan de orde
stelde. Kljuev trok met name fel van leer tegen de vervreemding die volgens hem
was opgetreden tussen de gewone Russen, waar hij zichzelf toe rekende, en de
intellectuele elite die Blok voor hem vertegenwoordigde. Kljuevs kritiek zou van
doorslaggevende betekenis blijken voor de ontwikkeling van het oeuvre van Blok,
die al langer met dit onderwerp worstelde. In het volgende jaar schreef Blok een
serie werken die volgens hem allemaal over hetzelfde thema gingen,
namelijk de verhouding tussen de intelligentsia en het Russische volk.[2]
Deze thematische cyclus bestaat uit een serie gedichten uit de bundel Geboorteland
(Rodina, 1907-1916), het essay
De intelligentsia en het volk (Intelligentsia i narod, 1908) en het
toneelstuk Het Noodlotslied (Pesnja
Sudby, 1908). De eerste twee werken
hadden een enorme impact op Bloks tijdgenoten; het zijn veelbesproken werken
binnen de Russische literatuur- en cultuurgeschiedenis. Het
Noodlotslied, onderwerp van dit artikel, viel veel minder in de smaak bij
tijdgenoten. In literair onderzoek is het nog altijd een ondergeschoven kindje.
Voor
Blok zelf was Het Noodlotslied vanaf
het begin een problematisch werk. Tijdens het schrijven spreekt hij in brieven
en notities herhaaldelijk zijn bezorgdheid over de mogelijke receptie van het
stuk uit. Juist dit keer, schrijft hij in mei 1908 in een brief aan zijn moeder,
In
Het Noodlotslied verlaat de held German zijn huis en echtgenote om
in een niet nader genoemde stad een optreden van een varitzangeres, Faina
genaamd, te bezoeken. Het stuk draait om de tragische relatie die zich
ontwikkelt tussen de twee. Typerend voor de symbolist Blok is het mystieke
karakter van de relatie tussen German en Faina: uit het hele stuk blijkt dat
deze niet gelezen moet worden als een traditionele liefdesverhouding, maar dat
het om een vereniging van twee krachten gaat, die het persoonlijke niveau
overstijgt.
Minder
typerend is het openlijk allegorisch-politieke karakter van die krachten. In Het Noodlotslied kan het ook de minder oplettende lezer moeilijk
ontgaan dat de heldin Rusland of het Russische volk symboliseert en dat German
de Russische intelligentsia belichaamt. Fainas taal is doorspekt met
folkloristische wendingen, ze is herhaaldelijk gekleed in traditioneel Russische
kleding, en in een aantal scnes treft de held haar aan in een typisch Russisch
landschap van steppes, rivieren en afgelegen kerkjes.
Daarnaast
wordt de associatie van de heldin met Rusland gesuggereerd door haar mannelijke
aanbidders. Een van haar luisteraars meent dat Faina ons een deel van de ziel
van het volk heeft gebracht en vergelijkt haar zang met het lied van het
in essentie onveranderlijke Rusland. Dat Blok zelf al enig ongemak ervoer wat
betreft deze openlijke symboliek suggereert de kritiek die in het stuk zelf
wordt gegeven op de interpretatie van Faina: het wordt een slechte
allegorie genoemd en de man die ermee op de proppen komt, wordt afgeschilderd
als een weerzinwekkende poseur. Niettemin was Fainas allegorische rol
in het stuk aanvankelijk nog explicieter: in kladversies spreekt de held haar
aan met jij, Rusland en dierbare Rus.[4]
Ook
German fungeert openlijk als incarnatie van de Russische culturele
intelligentsia. Zijn besluit op reis te gaan aan het begin van het stuk wordt
gemotiveerd door de noodzaak naar de mensen te gaan, wat gezien de loop
van het verhaal kan worden opgevat als een woordspeling op de zogenaamde Gang
naar het volk van radicaal-populistische intellectuelen in 1874.[5]
Het publiek waar hij deel van uitmaakt bij zijn bezoek aan Fainas concert
bestaat enkel uit schrijvers, kunstenaars, artiesten die het leven van
de intelligentsia leven. Zijn buitenlandse naam en zijn symbolische
verschijning als buitenlandse sprookjesprins in een bepaalde scne verwijzen
naar de traditionele associatie van de intelligentsia met westerse invloeden.
Bij
zoveel expliciteit is het duidelijk dat het mislukken van de relatie tussen
Faina en German staat voor de problematische relatie tussen Rusland en de
intelligentsia zoals Blok zich die voorstelde. Ook in dat opzicht laat het stuk
weinig te raden over. In termen die refereren aan negentiende-eeuwse kritiek op
de intelligentsia, wordt de schuld voor deze mislukking in de eerste plaats bij
German gelegd. Hem wordt dezelfde passiviteit, zwakte en kinderlijke
onverantwoordelijkheid en hetzelfde gebrek aan initiatief verweten die je treft
in de kritiek op de intelligentsia van negentiende-eeuwse radicale critici
als Dmitrij Pisarev of Nikolaj Dobroljubov. Programmatisch is in dit opzicht
zijn negatieve definitie van zichzelf:
mijn
ziel is als een luidruchtige waterval! Als ik maar wist hoe haar krachten aan te
wenden! Ik weet het niet! Ik weet, hoeveel werk er is, maar ik weet niet waar ik
moet beginnen, hoe ik onderscheid moet maken! [] ik ben als een strijder in
een hinderlaag, ik kan niet vechten, ik weet niet wat ik moet doen, ik ben er
nog niet klaar voor, mijn uur is nog niet daar! Daarom slaap ik s nachts
niet: ik wacht met mijn heel hart op iemand die komt en zegt: Jouw tijd is
daar! Het is zover!
In
zijn relatie met Faina wordt deze passiviteit German uiteindelijk fataal: zij
wordt van hem weggevoerd door haar oude, machtige, droevige metgezel, een
karakter dat volgens Bloks echtgenote gent was op de voormalig minister van
financin (1892-1903) en premier van Rusland (1903-1905) Sergej Witte. In
overeenstemming met portretten en fotos van Witte is de beschrijving van de
metgezel als een corpulente man [] een hoofd groter dan de
anderen met lange baard en wandelstok. Ook wordt de metgezel
getypeerd als iemand die in zijn bewegingen en in zijn kostuum doet denken
aan een keizer of een voorname buitenlander. Op een interpretatie van dit
personage als Witte duidt tenslotte zijn karakterisering als een in wezen
tragische, sympathieke figuur. Precies zo dacht Blok over Witte en diens
gematigd liberalisme. Terwijl hij zich over het imperialistisch regime in het
algemeen vooral negatief uitliet, krijgt Witte in zijn dagboek in 1916 een
postume pluim: Witte zaliger torende hoog, haast als een berg, boven alles
uit; vanaf zijn tijd is dat niet meer voorgekomen in de regering: niets
hoogs meer, alles vlak.
Intelligentsia onder vuur
Zo
laat Het Noodlotslied zich lezen als
een onmiskenbare allegorische voorstelling van de verhouding tussen de
intelligentsia en Rusland, waarbij de intelligentsia het aflegt tegen de staat
die er uiteindelijk met het Russische volk vandoor gaat. Onderzoek naar
Bloks werk wees in dit verband herhaaldelijk op het schematische karakter van
het stuk. Zo noemt Blok-specialiste Zara Minc German een generalisatie van
het type synecdoche (German als hedendaagse intelligent)
en spreekt zij van de allegorische tweedimensionaliteit (Faina als
Rusland) van Faina.[6]
Met
zijn keus voor zon politiek thema voegde Blok zich in een lang bestaande
Russische culturele traditie. Het thema van de relatie tussen de Russische
intellectuele elite en haar geboorteland heeft de gemoederen in Rusland verhit
vanaf in ieder geval de achttiende eeuw, toen de rol van de intellectuelen ten
opzichte van de staat onder de heerschappij van Peter de Grote ingrijpend
veranderde. In de loop van de negentiende eeuw werd deze rol steeds meer als
problematisch ervaren, en tegen 1900 werd de relatie tussen de intelligentsia,
de staat en het Russische volk toenemend de inzet van vurige debatten in brede
literaire, filosofische en politieke kringen.[7]
Centraal
in de debatten in kwestie stond het gevoel dat de gemoderniseerde, liberale,
verwesterste Russische intelligentsia zich zou hebben vervreemd van de
conservatieve, autocratische Russische staat, maar ook van het traditionele
Russische volk. Die laatste categorie werd gedealiseerd tot een coherente,
harmonieuze groep die het ware Rusland belichaamde voor de deelnemers aan het
debat. Deze voornamelijk schrijvers, filosofen en politiek denkers zagen
zichzelf in de eerste plaats als vertegenwoordigers van de van Rusland
vervreemde intelligentsia en de discussies die ze voerden stonden dan ook in het
teken van zelfkritiek. Het was voortdurend de intelligentsia, meer dan de
staat of het volk, die onder vuur werd genomen. Terugkerende vragen
waren: hoe kan de intelligentsia haar sociale verwijdering van het volk ongedaan
maken? Hoe moet zij haar slaafse onderwerping aan het regime omzetten in
initiatief en daadkracht? En: welke rol kan de intelligentsia spelen in de
toekomst van Rusland? Hierbij trad regelmatig begripsverwarring op, want de
meningen over wie tot de intelligentsia gerekend moest worden, liepen
uiteen. Wel
deelden de groepen waarop gedoeld werd als het woord intelligentsia viel,
om een definitie van Victor Erlich te citeren, a total repudiation of tsarist
autocracy, a strong disposition toward fundamental social change, and a burning
compassion for the dispossessed (the people), accompanied by a gnawing
sense of moral obligation toward them.[8]
De groep die deze eigenschappen deelde was echter diffuus. Zo werden
zowel de klassieke aristocratie als radicale socialisten die waren opgeklommen
uit lagere milieus tot de intelligentsia gerekend, maar die hadden in de
praktijk weinig tot niets met elkaar gemeen.
De negatieve toon die de
discussie over de intelligentsia eigen was, overheerste definitief na de
Russische nederlaag in de oorlog met Japan en de mislukte revolutie van 1905. De
opvatting domineerde dat de intelligentsia niet in staat was om toenadering tot
het volk te zoeken of iets te kunnen betekenen voor het lot van Rusland.
Het was tegen deze achtergrond
van pessimisme over Ruslands lot, dat Blok zijn Het
Noodlotslied en de daaraan gerelateerde stukken schreef. Naar eigen zeggen
hield het thema van intelligentsia en volk hem al langer bezig, maar hij spreekt
zich pas expliciet en in detail uit over de kwestie naar aanleiding van de
eerdergenoemde correspondentie met Kljuev. Zoals gezegd, schreef Kljuev zijn
brieven aan Blok vanuit het perspectief van een man uit het volk die toenadering
zoekt tot een exponent van de aristocratische elite. Hij deed daarmee de
waarheid niet geheel recht aan. In een recente studie over de twee auteurs
schrijft Konstantin Azadovskij:
in
feite was Kljuev [] niet dat naeve, ongekunstelde boertje, zoals het
ontwikkelde deel van de stedelijke bevolking zich een boer voorstelde [].
Slim en ontwikkeld, en terdege beseffend waarop Bloks interesse voor hem is
gebaseerd, manipuleert Kljuev hem als het ware, waarbij hij nu eens de pose
aanneemt van een gekwetst en vernederd eenvoudig man, dan weer Blok
dreigend bekritiseert om diens intellectualisme en adellijke origine.[9]
Met
deze aanpak raakte Kljuev een gevoelige snaar. Hij benaderde Blok op het moment
dat diens werk blijk gaf van een groeiende interesse in sociaal-politieke
kwesties. Grote indruk maakt dan ook een brief die Kljuev hem stuurt in
september 1908 over groeiende revolutionaire onrust onder de boeren in zijn
regio. Blok noemt dit een document van enorm belang [], dat mij nogmaals
bevestigt in mijn diepste gedachten en hoop; in november 1908 schrijft hij
aan zijn moeder dat Kljuev hem schrijft over iets dat deel uitmaakt van
mijzelf, namelijk het gevoel dat er tussen de intelligentsia en
het volk een onoverbrugbare kloof bestaat.
Net als veel tijdgenoten
hanteert Blok de term intelligentsia niet consequent. In zijn essay over
dit thema definieert hij de intelligentsia als elk lid van de culturele
gemeenschap, zonder onderscheid tussen partijen, literaire richtingen of klasses.
In een brief aan Vladimir Pjast uit 1911 bekritiseert hij later juist de
sociaal-democraten om hun onvermogen het Russische volk te begrijpen. Vast staat
in elk geval dat hij zichzelf als representant van met name de aristocratische
intelligentsia beschouwt, zoals blijkt uit zijn zelfdefinitie in brieven en
essays als exponent van de intelligentsia en vertegenwoordiger van
honderden berouwvolle adellieden.[10]
Zijn betrokkenheid bij de discussie over de intelligentsia en het volk was dan
ook van persoonlijke en emotionele aard. Naar aanleiding van Stanislavskijs
weigering om Het Noodlotslied op te
voeren schrijft Blok hem in december 1908 een beroemde brief waarin hij het
thema van Rusland (met name de kwestie van de intelligentsia en het volk)
beschrijft als een kwestie van leven of dood waar hij de rest van zijn
leven aan wil wijden.
Amoureuze
metaforiek
Tot
zoverre zou je Blok een typische man van zijn tijd kunnen noemen. De gevoelens
en formuleringen die hij hanteert in Het
Noodlotslied en in zijn brieven vind je bijvoorbeeld bijna letterlijk terug
in Mijlpalen (Vexi), een verzameling essays over de Russische intelligentsia die
in januari 1909 verscheen maar al in de maak was voor Bloks publicaties over dit
thema uitkwamen. Mijlpalen bestaat uit
zes essays van vooraanstaande denkers uit de vroeg twintigste-eeuwse Russische
religieuze filosofie, economie, psychologie en sociologie. Vanuit sterk
verschillende invalshoeken bespreken deze auteurs ethisch-religieuze oplossingen
voor wat zij beschouwden als de problematische verhouding van de intelligentsia
tot staat en volk. Kenmerkend voor de populariteit van dit vraagstuk in die tijd
is de gigantische publiciteit die Mijlpalen
opleverde: binnen een jaar na uitgave verschenen meer dan 220 essays, recensies
en andersoortige reacties op de bundel.
In zon context zal Bloks
keuze voor de intelligentsia en Rusland als onderwerp voor zijn teksten niet
wereldschokkend zijn geweest. Wat wel veel impact genereerde onder zijn
tijdgenoten, was het feit dat hij dit thema symbolisch presenteerde als een
ongelukkige amoureuze verhouding. Geboorteland,
Het volk en de intelligentsia en Het
Noodlotslied behandelen alledrie de tegenstelling tussen de intelligentsia
en het Russische volk als een oppositie tussen een falende minnaar en zijn
vrouwelijke geliefde. Bloks beroemdste citaat is
wellicht de uitroep van de (mannelijke) dichter in Geboorteland:
O Mijn Rusland! Mijn vrouw!. Ook elders in de bundel wordt Rusland door de
dichter verheerlijkt als bruid en eerste liefde. In Het volk en
de intelligentsia is de gendersymboliek niet prominent aanwezig, maar ook
daar roemt Blok het vermogen om nu juist van Rusland te houden als van een
moeder, zus en echtgenote, een vermogen dat de intelligentsia volgens hem
verloren heeft. De allegorische voorstelling van de verhouding tussen Rusland,
intelligentsia en staat als de relatie tussen een vrouwelijke geliefde en diens
twee rivaliserende mannelijke aanbidders in Het
Noodlotslied sluit naadloos aan bij deze tendens.
Ook in dit opzicht kwam Bloks werk niet uit de lucht vallen. Hij schreef het
in een periode waarin er in heel Europa sprake was van een preoccupatie met
seksuele verhoudingen. De Russische filosofie raakte in die tijd in de ban van
androgynie. Het androgyne ideaal werd gezien als een oorspronkelijke,
harmonieuze toestand waarvan de mens verwijderd was geraakt en die weer moest
worden hersteld. Olga Matich heeft deze ontwikkeling verklaard vanuit een
algemene tendens in modern Europa om terug te grijpen op het eeuwenoude
gnostische ideaal van androgynie in periodes van sociale onrust, when society
was reevaluating its exclusive reliance on reason and giving serious
consideration to nonrational solutions.[11]
Al voor Blok de drie genoemde werken schreef, drukte het androgyne ideaal
zijn stempel op politieke discussies. Zo beklaagde de filosoof Vasilij Rozanov
zich er in 1898 over dat de Russische beschaving te eenzijdig mannelijk
was en daarom de band met de vrouwelijke aarde had verloren.[12]
Diezelfde Rozanov blikte op 1 januari 1907 in de vooraanstaande krant Novoe
vremja terug op de voorgaande jaren met hun politieke tumult in een essay
waarin hij Rusland vergeleek met een huilende arme bruid, die wachtte op
een nobele ridder, ofwel een echte leider van het land ter aflossing
van het huidige regime.[13]
Andrej Belyj schreef deels naar aanleiding van gesprekken met Blok in
een essay uit 1905 over Rusland als schone slaapster die door een boze tovenaar
was weggekaapt bij haar eigenlijke echtgenoot.[14]
Ook in de pozie was het beeld van een tragische liefde eerder toegepast op
Rusland: in 1903 vergeleek de dichteres Sophia Parnok Rusland in een
autobiografisch getint gedicht met een schone slaapster die vergeefs wacht op
haar redder en prins.[15]
In feite is de associatie van Rusland met een onbereikbare geliefde al in de
negentiende-eeuwse Russische roman te bespeuren, waar het steevast een
gemarkeerd Russische heldin is die zich in een ongelukkige liefdesverhouding
stort met een held die juist de verwesterste intelligentsia vertegenwoordigt.[16]
Baanbrekend
Toch
was het werk van Blok in deze context baanbrekend. In de bovenstaande
voorbeelden was de voorstelling van de intelligentsia en Rusland als een
problematisch liefdespaar hetzij impliciet aanwezig, hetzij een potisch beeld
dat alleen kort werd genoemd in een gesoleerd werk. Het was Blok die dit
concept tot een expliciete en uitgewerkte allegorie maakte die prominent
fungeerde in meerdere werken en zelfs in zijn biografie. Als we moeten afgaan op
de memoires van zijn tijdgenoten, zag ook de persoon Blok zichzelf als trouwe
bruidegom van Rusland, waarvoor hij een soort opofferingsgezinde
verliefdheid voelde.[17]
Zijn weergave van de intelligentsia en Rusland als tragisch liefdespaar werd
veelvuldig besproken in de media en kreeg navolging in het werk van veel
tijdgenoten.
Belangrijk voor de Russische
cultuurgeschiedenis is vooral de status van de drie genoemde werken als aanzet
tot een levendige dialoog over de intelligentsia en Rusland als onevenwichtige
gendertegenstelling in de jaren 1910 op zowel literair als politiek-filosofisch
gebied.[18]
Blok heeft ontegenzeglijk als bron gefungeerd voor deze dialoog, die werd
gevoerd door vooraanstaande schrijvers, filosofen en politiek journalisten die
zowel hem persoonlijk als zijn werk goed kenden. Een goed voorbeeld is de
filosoof Nikolaj Berdjaev. In de zomer van 1918 schrijft deze, in zijn beroemde
traktaat over de revolutie De filosofie
van de ongelijkheid (Filosofija
neravenstva):
In
de ziel van het Russische volk heeft geen intern huwelijk plaatsgevonden [].
De Russische aarde is steeds vrouwelijk gebleven, ze heeft zich steeds als een
bruid opgesteld, ze wachtte steeds op een bruidegom van buiten. Ze gaf zich aan
talloze echtgenoten die van elders arriveerden, maar dat heeft nooit geleid tot
een authentiek huwelijk. [] Jullie, Russische jongetjes intelligenty, [] jullie, die zon vrouwelijke aard hebben,
jullie hebben het spirituele huwelijk altijd elders gezocht. Jullie hebben nooit
een mannelijke geest weten bloot te leggen van binnenuit, vanuit jullie eigen
diepten, jullie hebben deze overgenomen van het Westen, van Westerse mannelijke
doctrines.[19]
De
vergelijking met Bloks ideen ligt op zn zachtst gezegd voor de hand.
Berdjaev verwijst zelf indirect naar Blok als bron voor zijn visie op Rusland in
een essay uit 1937 over de profetien van de Russische literatuur. Hij
noemt hier Bloks gedichten over Rusland als een onbereikbare schoonheid de meest profetische pozie van de afgelopen eeuw. Uit zijn
biografie kan worden opgemaakt dat Berdjaev een groot bewonderaar van Blok was
en dat hij veelvuldig in diens gezelschap verkeerde in de periode dat de laatste
zijn Rusland-werken schreef.[20]
Niet
alleen in de jaren direct na de publicatie van Bloks werken was zijn
gender-gekleurde visie op Rusland een actueel gegeven voor Russische schrijvers
en denkers. Bloks opvatting van Rusland als onbereikbare geliefde van een
krachteloze intellectuele held of intellectuele elite keert tot op de dag van
vandaag terug in talloze Russische literaire en anderssoortige teksten. Hiertoe
behoren klassiekers van de twintigste-eeuwse Russische cultuur zoals Pasternaks
roman Dokter ivago (1957), Vasilij Grossmans novelle Alles
stroomt (Vse tečet, 1963) en Daniil Andreevs esoterisch tractaat Roos
van de wereld (Roza mira, 1950-58). In essays, romans en pozie van vooraanstaande
hedendaagse Russische intellectuelen als Viktor Erofeev, Vladimir Sorokin en
Timur Kibirov wordt Bloks bruid Rusland gretig geparodieerd en krijgt het
de status van cultureel clich. Ook in hedendaagse pop culture wordt met de genoemde aspecten uit Bloks werk gespeeld.
Dit is bijvoorbeeld het geval in de literaire fantasyromans van Viktor Pelevin
favoriet schrijver van veel jonge Russen en in de tekst van de nationale
meezinger Geboorteland van de popgroep
DDT.
Juist
vanwege de enorme invloed die Bloks voorstelling van de intelligentsia en
Rusland heeft gehad binnen de twintigste-eeuwse Russische cultuur, verdient Het
Noodlotslied meer aandacht binnen het onderzoek naar Bloks werk. Het is
uiteraard niet onopgemerkt gebleven binnen dat onderzoek. De klassieke
Blok-biografien en literatuurhistorische studies van zijn werk besteden er
stuk voor stuk aandacht aan. In 1974 verscheen in Duitsland een analyse
specifiek gewijd aan Het Noodlotslied.[21]
In het afgelopen decennium zijn bovendien twee studies van Bloks toneelwerk
verschenen waarin uitgebreide besprekingen van Het Noodlotslied zijn opgenomen.[22]
Toch is deze belangstelling niet te vergelijken met de gigantische aandacht die
met name Geboorteland door de jaren
heen heeft gekregen. Deze bundel is behalve een lieveling in
literatuurhistorisch onderzoek ook het werk waar bovengenoemde schrijvers en
denkers bij uitstek op teruggrijpen.
Dit verschil in status is
begrijpelijk. Wie Het Noodlotslied leest, kan zich moeilijk verzetten tegen de kritiek
dat het te veel een schema en een allegorie is om een klassieker als Geboorteland
te evenaren. Tegelijkertijd maakt het schematische en allegorische karakter
van Het Noodlotslied het tot het werk bij uitstek om Bloks idee van
Rusland en de intelligentsia als vrouw-man tegenstelling onder de loep te nemen.
Zoals gezegd speelt de gender-dimensie in De intelligentsia en het volk
slechts een marginale rol. In Geboorteland
verschijnt Rusland weliswaar duidelijk in de rol van vrouwelijke geliefde,
maar de dichter die deze geliefde aanspreekt, blijft een ongrijpbare figuur. Er
is herhaaldelijk sprake van een rivaliserende mannelijke kracht die al even
moeilijk te duiden is. In die ongrijpbaarheid schuilt uiteraard deels de
literaire kracht van Geboorteland. Als
informatiebron voor een beeld dat zoveel schrijvers en intellectuelen in
twintigste eeuws Rusland heeft beziggehouden is het echter veel minder geschikt
dan Het Noodlotslied. Nergens komt
Blok dichter bij een openlijke uiteenzetting van zijn ideen omtrent de
verhouding intelligentsia-Rusland-staat als liefdesintrige dan in dit
toneelstuk. Het Noodlotslied verdient
het daarom misschien vanuit literatuurhistorisch, maar zeker niet vanuit
cultuurhistorisch perspectief om een ondergeschoven kindje binnen Bloks oeuvre
te blijven.
[1]
Nikolaj Kljuev, Pisma k Aleksandru
Bloku 1907-1915 (Moskou 2003) 111. Vertalingen uit het Russisch zijn
mijn vertalingen - ER.
[2]
Vladimir Orlov, A.A. Blok. O Rodine (Moskou
1945) 14.
[3]
Dit en volgende citaten uit het werk van Blok, inclusief brieven en
dagboeken, zijn afkomstig uit zijn verzameld werk in acht delen: Aleksandr
Blok, Sobranie sočinenij v vosmi tomax (Moskou-Leningrad 1960-63).
[4]
Rus was oorspronkelijk de benaming van de vroegste Russische
staat, gevormd rondom Kiev tussen de negende en de twaalfde eeuw, maar had
tegen de tijd dat Blok zijn stuk schreef daarnaast de meer emotionele
betekenis van het echte, authentieke Rusland gekregen die het nu ook
nog heeft.
[5]
De Gang naar het volk is de term voor de trek naar het platteland in
de zomer van 1874 van zon tweeduizend studenten en enige oudere
sympathisanten en aristocraten. Hun bedoeling was zich te mengen onder en te
herenigen met de Russische boerenbevolking. Deze poging mislukte
jammerlijk: een groot deel van hen werd gearresteerd, mede op basis van
aangiftes van de boeren zelf, die helemaal niet zaten te wachten op zon
invasie.
[6]
Zara Minc, Poetika Aleksandra Bloka (Sint
Petersburg 1999) 351.
[7]
Zie hierover bijvoorbeeld Janine Jager, Tussen
Rusland en Europa. Russische
debatten over de intelligentsia, de staat en de natie in de jaren 1908-1912
(Amsterdam 1998).
[8]
Victor Erlich, Modernism and
revolution. Russian literature in
transition (Cambridge, Massachusetts, 1994) 9.
[9]
Konstantin Azadovskij, Stixija i kultura in: Kljuev, Pisma
k Aleksandru Blok, 6.
[10]
Zie hiervoor bijvoorbeeld Het volk en de intelligentsia, zijn brief
van 15-17 augustus 1907 aan Andrej Belyj en een brief van 17 februari 1909
aan Vasilij Rozanov in Blok, Sobranie
sočinenij v vosmi tomax.
[11]
Olga Matich, Androgyny and the Russian religious renaissance in:
Anthony M. Mlikotin ed., Western
philosophical systems in Russian literature (Los Angeles 1979) 165-175,
aldaar 165.
[12]
Vasilij Rozanov, Religija;
filosofija; kultura (Moskou 1992) 189.
[13]
Idem, Russkaja
gosudarstvennost i občestvo (Moskou 2003) 241.
[14] Andrej Belyj, Simvolizm kak miroponimanie (Moskou 1994) 328, 333.
[15]
Diana Lewis Burgin, Sophia Parnok. The
life and work of Russias Sappho (New York 1994).
[16]
Zie hierover Sander Brouwer, The bridegroom who did not come. Social and
amorous unproductivity from Pushkin to the Silver Age in: Two
hundred years of Pushkin I. Pushkins
secret. Russian writers reread and rewrite Pushkin (Amsterdam 2003)
49-65, aldaar 51-56.
[17]
Respectievelijk Andrej Belyj, Vospominanija
ob Aleksandre Bloke (Moskou 1995) 401 en Zinaida Gippius, ivye
lica (Moskou 2001) 43.
[18]
Zie hierover
[19]
Nikolaj Berdjaev, Sobranie sočinenij
4 (Parijs 1990) 269-70, 273-74.
[20]
Aleksandr Vadimov, izn Berdjaeva.
Rossija (Berkeley 1993) 68, 77, 80-82.
[21]
Dietrich Wrn, Aleksandr
Bloks Drama Pesnja sudby (Mnchen 1974).
[22]
Zie Schamma Schahadat, Intertextualitt
und Epochenpoetik in den Dramen Aleksandr Bloks (Frankfurt am Main 1995)
en Timothy C. Westphalen, Lyric
Incarnate: The Dramas of Aleksandr Blok (Amsterdam 1998).
pictures: various portraits of aleksandr blok [html-sources]